Skip to main content

Themes

Business & IT Value

Beheersing van een nieuwe trend: e-money

In de afgelopen jaren zijn door verschillende organisaties nieuwe betaaltoepassingen geïntroduceerd, waaronder een nieuwe chipkaart, een ‘mobiele’ betaaltoepassing en een elektronische traveller cheque. Voor deze initiatieven is het steeds een uitdaging een dienst te lanceren conform de van toepassing zijnde interne beheersingsprincipes en wet- en regelgeving. In dit artikel wordt een model geschetst voor de beheersing van de business-, de organisatorische en de technologische aspecten van dergelijke e-money-initiatieven.

Trends en ontwikkelingen

Op het gebied van ‘e-money’ zijn verschillende trends te onderkennen. Via het internet bieden organisaties zoals Bibit en Paypal, zogenaamde payment service providers, een internetbetalingsinfrastructuur aan, waarbij verschillende betalingsmethoden worden ondersteund. De payment service provider zorgt voor de afhandeling van het betalingsverkeer tussen de consument en merchant. Consumenten hoeven in deze gevallen geen tegoed aan te houden bij de payment service provider.

Daarnaast bestaan er organisaties zoals Teletik Safepay waarbij consumenten een tegoed aanhouden op een persoonlijke rekening om vervolgens van hun rekeningsaldo aankopen te doen via het internet. Vergelijkbaar hiermee is de OV-chipkaart die in Nederland wordt geïntroduceerd. Betalingen via de OV-chipkaart vinden ook plaats door aanwending van het elektronisch saldo, het geld dat kaarthouders hebben opgeladen op hun OV-chipkaart.

In Afrika is mobiel bankieren geïntroduceerd waarmee geld verstuurd en ontvangen kan worden. Een voorbeeld hiervan is Wizzit, een initiatief van de Bank of Athens.

Inleiding

De laatste jaren is al veel geschreven over de toepassing van e-money (elektronisch geld). Onder elektronisch geld verstaan we een geldswaarde die is opgeslagen op een elektronische drager, waartoe chartaal of giraal geld is afgegeven en waarvoor in de plaats eenzelfde bedrag aan waarde is terugontvangen ([DNB02]). De verwachting is dat het volume van het aantal elektronische geldtransacties in de komende jaren substantieel toe zal nemen.

Bekende voorbeelden in Nederland op het gebied van elektronisch geld zijn de chipknip en de OV-chipkaart; de laatste kan momenteel op een aantal locaties in Nederland worden gebruikt en wordt landelijk uitgerold. De ontwikkelingen op het gebied van elektronisch geld zijn in Nederland nog relatief beperkt. Oorzaken hiervan zijn onder meer een hoge mate van gebruik van elektronisch bankieren en de professionaliteit van het bancaire transactiesysteem. Dit is opmerkelijk, omdat deze betaalsystemen zich richten op macrobetalingen en elektronisch geld hoofdzakelijk gericht is op microbetalingen van rond de tien euro. Een andere oorzaak is de stringente wet- en regelgeving, waar de Wet identificatie dienstverlening (hierna WID) een voorbeeld van is. De WID schrijft (in algemene zin) voor dat klanten moeten worden geïdentificeerd aan de hand van een geldig legitimatiebewijs voordat de klant gebruik kan maken van de betreffende dienst. Daarnaast kunnen niet-bancaire instellingen niet zonder meer een e-money-initiatief in de markt zetten. De Nederlandsche Bank (hierna DNB) heeft bepaald dat hiervoor een specifieke vergunning is vereist die vergaande eisen stelt aan een organisatie.

In het buitenland zien we ook diverse ontwikkelingen op het gebied van elektronisch geld, zoals het ePoint-systeem, waarmee anoniem microbetalingen via internet kunnen worden gedaan en Internet Cash, eenzelfde systeem dat werkt met prepaid kaarten.

In dit artikel zetten we de aandachtspunten uiteen die van belang zijn wanneer een onderneming overweegt een elektronisch-geldproduct in de markt te gaan zetten. De aandachtspunten worden behandeld aan de hand van het e-moneymodel dat binnen KPMG is ontwikkeld en in de praktijk met succes wordt toegepast.

Het artikel is echter niet expliciet geschreven voor elektronisch-geldinstellingen, mede omdat er tevens initiatieven zijn die niet onderhevig zijn aan DNB-toezicht. Voor deze initiatieven geldt echter net als voor elektronisch-geldinstellingen dat processen moeten worden ingericht waarbinnen maatregelen moeten worden getroffen om de gepercipieerde risico’s te beheersen.

E-moneymodel

C-2006-1-Manschot-01

Figuur 1. E-moneymodel.

Het e-moneymodel bevat de volgende aandachtsgebieden:

  • Het businessconcept beschrijft de uitgangspunten en levensvatbaarheid van het e-money-initiatief. Hierbij is bijvoorbeeld van belang in hoeverre gebruik wordt gemaakt van een bancaire instelling voor het in de markt zetten van het initiatief en of er anoniem gebruik kan worden gemaakt van het product.
  • Afhankelijk van de karakteristieken van het businessconcept is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Met deze wet- en regelgeving dient reeds bij het opzetten van de organisatie en de inrichting van de processen rekening te worden gehouden.
  • Het raamwerk van interne beheersing bestaat uit de maatregelen die getroffen zijn om de kans op operationele verrassingen en verliezen te verkleinen, een aansluiting tussen risico’s en strategie te realiseren en te voldoen aan wet- en regelgeving.
  • Binnen processen en organisatie valt besturing van de organisatie (governancestructuur), het totaal aan processen en activiteiten dat wordt uitgevoerd om het product en de dienst te kunnen leveren en de organisatiestructuur waarin de processen zijn verankerd in functies van de organisatie.
  • Technologie maakt e-money-initiatieven mogelijk. In de komende jaren zullen nieuwe technieken worden toegepast bij het elektronisch betalen. Voorbeelden hiervan zijn toepassing van biometrie (identificatie en authenticatie), draadloze communicatie (bijvoorbeeld tussen pinpas en kassierseenheid), meer functies voor het oplaadpunt van een chip, meer klantenkaartfuncties op de pinpas en vormen van mobiel betalen.

    Daarnaast brengt technologie ook specifieke risico’s met zich mee. De maatregelen die hiertegen getroffen worden, vormen onderdeel van het raamwerk van interne beheersing.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende werkstromen uit het model nader toegelicht.

Businessconcept

De business case vormt de rechtvaardiging van de introductie van het bedachte businessconcept. In de business case dient een uitwerking te zijn opgenomen van de verwachte kosten en baten van het businessconcept. Hierbij gaat het zowel om de kosten om het concept in de markt te zetten als om de kosten om het concept in de markt te houden. De baten zullen voornamelijk betrekking hebben op de situatie na introductie van het concept in de markt. Naast kosten en baten dienen ook de risico’s te worden geanalyseerd die reeds voorafgaand aan het project kunnen worden geïdentificeerd. Per risico zullen de kans en impact moeten worden bepaald en maatregelen worden ontworpen om de risico’s te beperken. Niet altijd, bewust een risico accepteren is toch ook een mogelijkheid? Een belangrijk risico is het afbreukrisico. Een kleine fout tijdens de operationele fase van de e-moneytoepassing kan al leiden tot ongewenste publiciteit en het sterk afnemen van het consumentenvertrouwen. Naast afbreukrisico zijn de financiële risico’s en risico’s die samenhangen met het gebruik van informatietechnologie van groot belang.

Bij het opstellen van een business case is het tevens belangrijk om grondig te analyseren in hoeverre consumenten het nieuwe betaalproduct zullen accepteren. Indien de consument niet warmloopt voor het nieuwe concept, zal het gebruik ervan onvoldoende zijn. Hierbij dient tevens te worden nagedacht over de wijze van marktpenetratie: hoe ga je ervoor zorgen dat de toepassing een succes wordt? Bij veel e-money-initiatieven is het netwerkeffect van toepassing. Dit betekent dat het gebruik van de e-moneytoepassing toeneemt naarmate er meer mogelijkheden zijn om het elektronisch geld te gebruiken. Om een groot netwerk te kunnen realiseren zijn standaardisatie en open structuren, convergerende belangen tussen partijen (consument, merchant, payment service provider) en prijs/waarde (ten opzichte van alternatieven) van belang. Een voorbeeld hiervan is de chipper/chipknip, die na de introductie slechts beperkt werd gebruikt door consumenten. Nu er meer met deze toepassing kan worden betaald, bijvoorbeeld bij de parkeerplek of in bedrijfsrestaurants, wordt deze ook op grotere schaal gebruikt.

Voordat van start wordt gegaan met de projectfase, dient een inschatting te worden gemaakt van de doorlooptijd van het project tot aan de daadwerkelijke introductie van het concept in de markt. Vanwege de risico’s die verbonden zijn aan een nieuw e-moneyconcept, onder andere risico’s die samenhangen met de inzet van informatietechnologie, de grote afhankelijkheid van het consumentenvertrouwen en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (compliance), is het van belang de periode tot aan het in de markt zetten van de toepassing ruim in te schatten. In de praktijk wordt vaak een te optimistische planning opgesteld, waardoor in een later stadium deze planning meermalen moet worden herzien, wat direct gevolgen heeft voor het vertrouwen en de perceptie van de consument.

Ten slotte is het van belang dat wordt nagegaan of de organisatie verplicht is een vergunning voor elektronisch-geldinstelling van DNB te verkrijgen en aan welke andere wet- en regelgeving de organisatie dient te voldoen. Eventuele verplichtingen op deze terreinen hangen samen met bijvoorbeeld de wijze waarop het volume van het aantal transacties, het aanbieden van anonieme of persoonsgebonden kaarten en de diensten en/of producten waarvoor met de dienst betaald kan worden, in het businessconcept zijn geformuleerd (zie ‘Wet- en regelgeving’).

Wet- en regelgeving

De Regeling Elektronisch-Geldinstellingen ([DNB02]) is de meest in het oog springende regelgeving die van toepassing is op e-money-initiatieven. In de Wet Toezicht Kredietwezen (hierna Wtk) is een elektronisch-geldinstelling (hierna EGI) als volgt omschreven: ‘Een onderneming of instelling, anders dan bedoeld onder 1°, die gelden ter beschikking krijgt in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven waarmee betalingen kunnen worden verricht ook aan anderen dan de onderneming of instelling die het elektronisch geld uitgeeft’ (artikel 1 lid 1 (a) 2° Wtk 1992).

De Autoriteit Financiële Markten (hierna AFM) heeft op haar website (www.afm.nl) drie voorwaarden gedefinieerd voor het bestaan van e-money:

  • Je geeft eerst je geld af: afgifte van contant geld (chartaal geld) of afschrijving van giraal geld.
  • Je ontvangt een betaalmiddel terug: het tegoed dat je in ruil voor het afgegeven geld krijgt, moet de functie van betaalmiddel hebben.
  • De geldswaarde is opgeslagen op een elektronische drager. Dit kan een fysieke kaart zijn met een chip maar ook bijvoorbeeld een tegoed opgeslagen op een centrale server van de instelling (een kaart met een code waarmee je toegang krijgt tot een tegoed op internet of een tegoed op internet waartoe je een toegangscode krijgt per e-mail, etc.).

Daarnaast is het, conform de Regeling Elektronisch-Geldinstellingen, van belang dat met e-money betalingen kunnen worden verricht bij anderen dan de EGI.

Instellingen die aan bovenstaande eisen voldoen, dienen een EGI-vergunning aan te vragen. Wanneer de vergunning wordt verkregen valt de EGI onder toezicht van DNB. Dit betekent dat de EGI aan een aantal vergunningsvereisten dient te voldoen, waaronder:

  • tweehoofdige leiding;
  • financiële waarborgen: het eigen vermogen dient te bestaan uit een absoluut minimum van één miljoen euro en een relatief minimum van twee procent van de (gemiddelde) omvang van het elektronische geld dat de instelling uitgeeft, terwijl er daarnaast beleggingsbeperkingen bestaan ten aanzien van het elektronisch geld;
  • (beheerste) bedrijfsvoering door toezicht op de administratieve organisatie (art. 30c Wtk 1992) conform de regeling organisatie en beheersing (Handboek Wtk 4201).

Daarnaast is bepaald dat een EGI (naast de uitgifte van e-money) geen andere werkzaamheden mag verrichten dan:

  • diensten die samenhangen met de uitgifte van e-money;
  • de uitgifte en het beheer van andere betaalmiddelen (waarbij het verlenen van kredieten niet is toegestaan);
  • het vastleggen van informatie op de elektronische drager ten behoeve van andere organisaties.

Er bestaat overigens een vrijstellingsregeling voor e-money-initiatieven (Vrijstellingsregeling Wtk 1992). Deze regeling is van toepassing wanneer het elektronisch geld een maximum waarde van € 150 per drager heeft en één van onderstaande voorwaarden geldt:

  • De gezamenlijke waarde van de financiële verplichtingen die met de uitgifte van elektronisch geld verband houden van de betreffende onderneming of instelling in normale omstandigheden is niet hoger dan vijf miljoen euro.
  • Het elektronische geld wordt slechts aanvaard door de ondernemingen of instellingen die behoren tot de groep waar de onderneming of instelling deel van uitmaakt, of het elektronische geld wordt slechts aanvaard door een beperkt aantal ondernemingen of instellingen dat hetzij hetzelfde gebouw, terrein of andere feitelijk begrensde locatie deelt, hetzij nauwe financiële of zakelijke banden heeft met de betreffende onderneming of instelling.

In tabel 1 is een aantal wetten en regelingen opgenomen waar een EGI rekening mee moet houden naast de EGI-richtlijnen van DNB.

C-2006-1-Manschot-t01

Tabel 1. Wet- en regelgeving.

Raamwerk van interne beheersing

In de voorgaande paragrafen is duidelijk geworden dat er diverse risico’s zijn rond de introductie van een e-money-initiatief en dat aan verschillende wet- en regelgeving dient te worden voldaan. Van organisaties wordt verwacht dat zij deze risico’s beheersen. Het beheersen van de risico’s is niet alleen belangrijk om te voldoen aan wet- en regelgeving, maar met name om de continuïteit van de organisatie te waarborgen en als organisatie in staat te zijn het consumentenvertrouwen te winnen en te behouden.

De organisatie en de beheersing van de bedrijfsprocessen dienen dan ook zodanig te worden ingericht dat aan deze verwachting kan worden voldaan. De Regeling Organisatie en Beheersing (hierna ROB) van DNB (EGI-vergunningsvereiste) biedt een goede kapstok voor het inrichten van risicomanagement rondom een financiële dienst. Deze regeling onderkent risicobeheersing, organisatorische maatregelen, informatie en communicatie en toetsing, beoordeling en evaluatie als elementen die bijdragen aan goede sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen.

Daarnaast omvat de ROB richtlijnen en aanbevelingen ten aanzien van een aantal specifieke risicogebieden, alsmede de organisatie en beheersing daarvan. Reeds in de strategische fase van het e-money-initiatief dient de organisatie vast te stellen voor welke risicogebieden maatregelen moeten worden getroffen. De primaire risicogebieden die van toepassing zijn op e-moneyorganisaties hangen vooral samen met de operationele processen, de uitbesteding van activiteiten en informatietechnologie. Daarnaast dienen organisaties de andere risicogebieden uit de ROB, te weten kredietrisico (er mogen geen kredieten aan klanten worden verstrekt door organisaties die geen bankvergunning hebben, ook niet door EGI’s), marktrisico, liquiditeitsrisico, integriteitsrisico en de risico’s verbonden aan de rechten en plichten van cliënten, te adresseren.

Een organisatie dient als onderdeel van de strategische fase een globale risicoanalyse uit te voeren om inzicht te krijgen in de risico’s die van toepassing zijn. Hierbij is het tevens van belang om in een vroeg stadium maatregelen te definiëren en deze maatregelen mee te nemen in de uiteindelijke formulering van het businessconcept. Voor de belangrijkste risicogebieden is het verstandig een gedetailleerde risicoanalyse uit te voeren, om op proces- en systeemniveau de risico’s te kunnen vaststellen en maatregelen te kunnen treffen (bij focus op operationele en IT-risico’s). Bij voorkeur vindt het ontwerpen van de processen en het uitvoeren van een gedetailleerde operationele risicoanalyse op een semi-iteratieve wijze plaats: op basis van een gedeelte van het procesontwerp vindt risicoanalyse plaats; uit deze analyse komen risico’s naar voren die op hun beurt impact hebben op de wijze waarop het proces wordt ingericht en die maatregelen vereisen die in het proces moeten worden ingebed. Hetzelfde geldt voor informatiesysteemontwerp en -ontwikkeling. Zo leidt het risico van ongeautoriseerde logische toegang tot het transactieverwerkende informatiesysteem door bijvoorbeeld eigen medewerkers of door personen van buiten af tot de noodzaak om dit informatiesysteem logisch te beveiligen door bijvoorbeeld het inrichten van een autorisatiestructuur en het beveiligen van de eventuele koppelingen met andere systemen.

Natuurlijk is het ook goed mogelijk de risicoanalyse na afronding van het volledige ontwerp van de processen en/of systemen uit te voeren. Dit is echter minder efficiënt omdat de risicoanalyse informatie oplevert waardoor naar alle waarschijnlijkheid aanpassingen in de reeds afgeronde ontwerpen en implementaties moeten worden doorgevoerd.

C-2006-1-Manschot-02

Figuur 2. Relatie tussen risicomanagement en processen.

Ten slotte is het belangrijk om op te merken dat het uitvoeren van de risicoanalyses niet een eenmalige exercitie in het begin van de introductie van een nieuwe e-moneytoepassing is. Het risicomanagementproces dient te worden ingebed in de organisatie en risicoanalyse dient een continu proces te zijn. We willen dan ook benadrukken dat de relatie die in figuur 2 naar voren komt, van toepassing is in de strategische fase, in de projectfase én in de operationele fase.

C-2006-1-Manschot-t02

Tabel 2. Voorbeelden van risico’s in het kader van e-money.

Processen en organisatie

De proces- en organisatiestructuur van een organisatie die e-money aanbiedt is van groot belang omdat hiermee inzicht wordt verkregen in de opzet van de administratieve controle en het raamwerk van interne controle ter beheersing van de bedrijfsvoering. Een belangrijk aspect hiervan is de aandacht voor maatregelen van interne controle ter voorkoming van risico’s en/of ter beperking van de gevolgen van het optreden van risico’s.

Governance en organisatie

Binnen de governancestructuur onderkennen wij drie soorten functies, die al dan niet gecombineerd worden uitgevoerd:

  • Content provider: de partij die het product of de dienst aanbiedt tegen een financiële vergoeding.
  • Payment provider: de partij die zorg draagt voor het afhandelen van de betaling. De klant heeft in het algemeen geen weet van deze partij, omdat de activiteiten die deze partij uitvoert zich in de backoffice afspelen.
  • Network provider: de partij die het netwerk levert waarlangs de dienst of het product door de klant gebruikt kan worden.

C-2006-1-Manschot-03

Figuur 3. Netwerkorganisatie.

In figuur 3 is de netwerkorganisatie, bestaande uit de content provider, de payment provider en de network provider die zich rondom een klant positioneren, weergegeven. Wanneer de uitbestede operationele processen dusdanig belangrijk zijn om het operationeel risico voor de content provider in kaart te brengen, dient deze zorg te dragen voor vergaand inzicht in de wijze waarop de payment provider en de network provider hun processen hebben ingericht (en beheersen).

Een belangrijk aspect van de governancestructuur, dat als integraal onderdeel van de procesmodellering en vastlegging moet worden gezien, is de organisatiestructuur (van de verschillende partijen binnen de netwerkorganisatie). Met name de taken, de verantwoordelijkheden en de controle, alsmede de noodzakelijke controletechnische scheiding van functies zijn belangrijk in het kader van de beheersing van de bedrijfsvoering.

Processen

Figuur 4 geeft de kernprocessen weer die specifieke eigenschappen hebben voor een e-money-initiatief.

C-2006-1-Manschot-04

Figuur 4. Kernprocessen van een e-money-initiatief.

Klantbeheer

Klantbeheer omvat alle activiteiten gericht op het verkopen en beheren van de e-moneydienst of -product aan de klant. Bijvoorbeeld uitgaande van een pas waarop elektronisch een tegoed wordt opgeslagen, valt hieronder de productie van passen, het registreren van de klantgegevens (indien het geen anonieme pas betreft), het blokkeren en/of beëindigen van de pas, de mogelijkheid voor klanten om gegevens te raadplegen of te wijzigen en vragen te stellen. Vaak wordt een callcenter ingeschakeld om een belangrijk deel van de subprocessen binnen klantbeheer uit te voeren.

Merchantbeheer

Merchantbeheer is gericht op het beheer van de partijen die aangesloten zijn bij het initiatief, dat wil zeggen de partijen waar het elektronische tegoed kan worden aangewend. De voornaamste activiteit is het contracteren van de merchant en het relatiebeheer. Daarnaast zijn binnen dit proces vergelijkbare subprocessen aanwezig (met vergelijkbare risico’s) als binnen klantbeheer, zoals registreren en wijzigen van merchantgegevens.

Transactieverwerking

Transactieverwerking vindt plaats tussen de klanten, de merchants en de aanbieder van het e-money-initiatief. Er zijn verschillende soorten transacties, zoals:

  • uitgifte van passen (een nieuwe pas wordt in omloop gebracht);
  • opladen tegoed (chartaal of giraal geld omzetten in e-money);
  • gebruiken tegoed (betalen met e-money);
  • verwerken van retourneringen (omzetten e-money in chartaal of giraal geld).

Transactieverwerking kan real-time plaatsvinden of via batchverwerking. Wanneer de financiële afwikkeling van transacties on line plaatsvindt, hoeven transacties niet op het medium dat de klant bezit te worden bijgehouden. Wanneer er sprake is van batchverwerking is dit wel noodzakelijk, omdat dan op basis van de gegevens op het medium bij elke transactie kan worden gecontroleerd of de klant voldoende saldo heeft om voor de dienst of het product te betalen. Afhankelijk van de opzet van het e-money-initiatief leiden transacties tot financiële stromen waarvoor ‘settlement’ en ‘payment’ plaatsvinden.

Clearing & settlement

Clearing & settlement betreft enerzijds het vaststellen van de bedragen die merchants, klanten en de partij die de e-moneytoepassing aanbiedt, na de verwerking van alle betaaltransacties gedurende een bepaalde periode aan elkaar verschuldigd zijn (‘clearing’). Anderzijds betreft dit het debiteren en crediteren van de rekening-courant van deze partijen (‘settlement’). Bij settlement gaat het onder andere om het incasseren van de opgeladen tegoeden (van de bankrekening van de klant) en het betalen van merchants (voor de geleverde dienst of het geleverde product) en klanten (voor geretourneerde tegoeden). Deze activiteiten dienen alleen te worden uitgevoerd voor transacties waarvan is vastgesteld dat deze juist zijn. De controle hierop vormt een belangrijk onderdeel van het raamwerk van interne beheersing.

Beheer van tegoeden

Beheer van tegoeden betreft de wijze waarop de tegoeden van klanten worden aangewend door de partij die de e-moneytoepassing aanbiedt. Om klanten te kunnen garanderen dat zij hun tegoed op elk gewenst moment kunnen terugvragen, worden er beleggingsbeperkingen gehanteerd ten aanzien van het klantvermogen dat beheerd wordt. De EGI-richtlijn schrijft voor in welke activa de verplichtingen die verband houden met het uitstaande elektronisch geld mogen worden belegd (zie ‘Wet- en regelgeving‘).

Wanneer conform figuur 3 gebruik wordt gemaakt van verschillende partijen om de e-moneydienst of het e-moneyproduct aan de klant te kunnen aanbieden, is het ‘service level management’ van het proces van groot belang om de continuïteit en betrouwbaarheid van de dienst te kunnen waarborgen. De wijze waarop de partij aan wie een proces of deel van een proces is uitbesteed, de belangrijke risico’s beheerst, dient hiertoe te worden vastgelegd in een contract en/of service level agreement.

Naast de kernprocessen zijn de processen van de financiële functie (van de payment provider) van belang. Binnen het opzetten van de financiële administratie kunnen twee stromen worden onderscheiden, het opzetten en inrichten van de financiële functie en het opzetten en inrichten van een financieel-administratief systeem. De aanbevelingen en richtlijnen van DNB met betrekking tot de administratieve organisatie, inclusief financiële administratie en de interne controle, kunnen ook voor organisaties die niet onder een EGI-vergunning vallen, als richtlijn worden gehanteerd. Deze omvatten onder meer:

  • beschrijving van de administratieve organisatie en interne controle waarbij de interne controle onder meer is gericht op het bewaken van de kwaliteit van de financiële administratie en functiescheidingen binnen de financiële functie;
  • procedure en maatregelen ter beheersing van processen binnen de financiële functie;
  • verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en rapportagelijnen binnen de financiële functie;
  • opstellen van functiebeschrijvingen.

Voor EGI’s geldt dat het financieel-administratief systeem (en ondersteunende systemen) bij opzet en inrichting rekening dient te houden met de vereisten van DNB voor bancaire instellingen en in het bijzonder de vereisten voor een EGI. DNB stelt eisen aan de minimale eigen vermogenspositie van een EGI, het toetsingsvermogen van een EGI (samenstelling tier I- en tier II-vermogen), de beleggingen van een EGI (grotepostenregeling, spreiding en liquiditeit van de beleggingen) en de mate waarin een EGI marktrisico loopt (zie ‘Wet- en regelgeving‘). Informatieverzoeken vanuit DNB aangaande bovenstaande eisen dienen te worden ondersteunend door het financieel administratief systeem en (maandelijkse) rapportages.

Technologie

Het belang van technologie voor de diensten van een e-moneyprovider is groot. De diensten zouden niet kunnen worden geleverd wanneer er geen (vergaand) gebruik wordt gemaakt van technologie. De aandachtspunten voor een betrouwbare en ongestoorde werking van de technologie zijn reeds toegelicht bij ‘Raamwerk van interne beheersing‘. Deze paragraaf schetst kort de nieuwe technieken die naar verwachting in de toekomst gebruikt zullen worden bij het elektronisch betalen.

Biometrie

Het kabinet heeft bekendgemaakt dat het voornemens is om twee biometrische kenmerken (gelaatsherkenning en vingerafdruk) toe te voegen aan het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart. Daarmee wordt een begin gemaakt om deze moderne techniek toe te passen in meer alledaagse systemen van persoonsherkenning. Ook de creditkaart of de pinpas met EMV-chip (Europay, MasterCard, VISA; de chip die de magneetstrip op betaalpassen zal vervangen) biedt nu de technische mogelijkheden biometrische kenmerken op te nemen en deze bij gebruik te benutten voor de identificatie. Deze methodiek zal een flinke stap in de richting van een sluitende fraudebestrijding kunnen betekenen.

Meer klantenkaartfuncties

Door toepassing van de chip op een pas kunnen bedrijven meer functies aan de kaart toevoegen. De geheugencapaciteit van de chip is vele malen groter en flexibeler dan van de huidige magneetstrip. Het combineren van functies op één enkele pas zal het aantal kaartjes in de portemonnee drastisch kunnen verminderen. Tegoeden kunnen op de chip worden weggeschreven en er weer vanaf worden gehaald. Maar ook andere informatie, zoals adresgegevens, kan worden opgeslagen en uitgelezen. Voor de detaillist biedt dit mogelijkheden de klanten beter van dienst te zijn. In hoeverre combinatie met de pinpas mogelijk is hangt af van samenwerking tussen banken en overige instanties. Indien meer functies worden gecombineerd op kaarten, nemen de risico’s op onder andere het gebied van privacy toe. Aanvullende maatregelen zullen dan ook nodig zijn om te blijven voldoen aan wet- en regelgeving.

Mobiel betalen

Als aanvulling op alle mogelijkheden om te betalen, is betalen via de mobiele telefoon in ontwikkeling. Doordat de mobiele telefoon op zich al de nodige beveiligingen kent, is betalen via deze telefoon reeds in een aantal gevallen een goed alternatief gebleken. Zo kan op steeds meer plaatsen de parkeerplaats via de telefoon worden betaald. Door u aan en af te melden voor de parkeerperiode wordt exact het juiste bedrag betaald. Het via de mobiele telefoon aanschaffen van toegangsbewijzen of tickets is bijvoorbeeld mogelijk in een aantal bioscopen, de Efteling, NoordNed en NS Internationaal. De bereidheid om via dit medium te betalen blijkt groot te zijn en de overheid stimuleert onderzoeken op dit gebied. Momenteel bestaan er nog geen initiatieven voor mobiel betalen die de kwalificatie ‘e-moneytoepassing’ verdienen. Gezien de ontwikkelingen op dit gebied is dit soort toepassingen in de toekomst echter zeker niet uitgesloten.

Conclusie

De verwachting is dat de komende periode bepalend zal zijn voor de toekomstige ontwikkelingen van de e-moneymarkt. Verschillende initiatieven op het gebied van e-money kunnen worden onderkend, waarbij het voornamelijk gaat om het verkrijgen van toegang tot de klant, het introduceren van een laagdrempelige e-moneybetaaltoepassing (ten behoeve van het internet) en het beheersen van de elektronische betaalketen. De evaluatie die door de Europese Commissie wordt uitgevoerd ten aanzien van de bestaande wet- en regelgeving zal de ontwikkeling mede versnellen. Betrokken partijen zullen zich afhankelijk van deze aandachtspunten en de evaluatie van de Europese Commissie de komende tijd moeten beraden op de positie die ze (willen) innemen in de elektronische betaalketen. Voor de nieuwe toetreders is het van belang dat vanaf het begin interne beheersing integraal wordt toegepast binnen het project, omdat dit aspect het fundament vormt voor het te realiseren businessmodel. Het benaderen van het e-moneyconcept vanuit een integrale interne beheersing is volgens ons van strategisch belang voor een succesvolle introductie. Interne beheersing dient daarbij in de strategische, project- en operationele fase te dienen als haarlemmerolie tussen de aandachtsgebieden die we in dit artikel hebben onderkend.

Literatuur

[DNB02] De Nederlandsche Bank, Regeling Elektronisch-Geldinstellingen, Staatscourant 28 juni 2002.

[DNB02a] De Nederlandsche Bank, 44 – Richtlijnen en aanbevelingen voor het toezicht op elektronisch-geldinstellingen, 2002.